Doneer Vrijwilligers
Laagveenmoerassen

Rallen, reigers en rietzangers: biodiversiteit èn klimaatbuffering door verlanding

Laagveenmoerassen in 2050

In de laagveenmoerassen zien we in 2050 een landschap waar plassen, riet en broekbossen elkaar afwisselen. De otter, noordse woelmuis en verschillende soorten moerasvogels voelen zich (weer) thuis in dit leefgebied. Hoge waterstanden spelen hier een cruciale rol bij het beschermen en herstellen van het kwetsbare veen. Een hoog waterpeil voorkomt (verdere) bodemdaling en zorgt voor tegendruk aan het zoute kwelwater. Zo krijgt verzilting in het gebied geen kans.

KWELMOERASSEN DICHTBIJ HEUVELRUG

De moerassen bij Tienhoven, Westbroek, Maarsseveen en Maarssen sluiten aan bij de uitgestrekte laagveennatuur van Loosdrecht, Ankeveen, Kortenhoef en uiteindelijk het Naardermeer in Noord-Holland. Het is het op een na grootste laagveenmoeras van Nederland, een gebied dat bovendien nog onbebouwde overgangsgebieden kent richting de Utrechtse Heuvelrug. Daar komt ook het schone kwelwater vandaan dat de levensader vormt voor de Oostelijke Vechtplassen.

Deze levensader is sinds 1970 verstopt geraakt en vervuild. De moerasgebieden zijn versnipperd en verzadigd met meststoffen uit de lucht en het water. Die combinatie heeft geleid tot een versnelde verlanding en veroudering van de moerassen. Juist de oudere verlandingsstadia, broekbossen en veenmosvegetaties, zijn gevoelig voor verruiging en verzuring. 

TOEKOMSTPERSPECTIEF (2050)
Kwel uit de Heuvelrug, de levensader, is gedotterd. Dotterbloemen keren terug, samen met tal van andere soorten die alleen in schoon zoet (kwel)water kunnen overleven.

 

Een complete reeks aan verlandingsstadia komt zo weer tot ontwikkeling, van open plassen en petgaten tot trilvenen en broekbossen of juist jonge hoogvenen. De otter verschalkt een grote modderkruiper en purperreigers spelen kat en (noordse woel) muis. De kwelgevoede moerassen zijn groter, robuuster en beter verbonden.

Het watersysteem wordt integraal beheerd: bovenstrooms van de moerassen, op de overgang naar de Utrechtse Heuvelrug, komt een einde aan diepe grondwaterontrekking, beregening en ontwatering (diep insnijdende sloten). Vervuiling wordt hier voorkomen. Benedenstrooms van de moerassen kan zo schoon water worden gewonnen nadat het zijn werk in de laagveenmoerassen heeft kunnen doen.

Broekbossen kunnen zich uitbreiden, zowel in deze Vechtzone, met een stinzeflora passend bij de landgoederen, als in het brede overgangsgebied naar de Heuvelrug. Tussen Heuvelrug en moerassen kunnen grotere dieren weer makkelijk migreren, zoals de das nu al doet. In hun pels en poep liften zaden en kleine diertjes mee. In hun kielzog genieten wandelaars en fietsers van dezelfde afwisseling.

MOERASSEN

In het noordwesten van de provincie Utrecht ligt een snoer van laagveenmoerassen: de natte as of groene ruggengraat. Het gaat om Botshol, Vinkeveen en Gagel, met overgangen naar kletsnatte veenweiden zoals Demmerik en Bovenlanden. In Waverhoek en Marickenland wordt weer moerasnatuur hersteld die een eeuw geleden is 'drooggemaakt'. Voor al deze Groene Hart-moerassen geldt dat ze aangewezen zijn op aanvoerwater uit de boezem van oude veenriviertjes.

Door steeds nieuwe peilverlagingen in de omgeving, vooral in de droogmakerijen, hebben de moerassen in de afgelopen decennia meer en meer aanvoerwater nodig. Dat boezemwater verslechtert van kwaliteit doordat de droogmakerijen steeds meer water inbrengen met een vervuild en brakkig karakter.

In Botshol en Vinkeveen zijn daarom defosfateringsinstallaties gebouwd. Meer fundamentele oplossingen zijn noodzakelijk. De peilverlagingen in de omgeving moeten worden gestopt en waar mogelijk verhoogd. De natuur reikt hier de oplossing voor aan: klimaatbuffers in de zakkende delen. Deze kunnen tevens worden gebruikt om de samenhang in het snoer van moerassen te herstellen.

TOEKOMSTPERSPECTIEF (2050)
De laagveenmoerassen in het centrale Groene Hart veren op. Dit geldt niet alleen de natuur maar ook de hydrologie.

 

De moerassen blijven afhankelijk van aanvoerwater, minder dan eerst, omdat neerslag beter wordt vastgehouden en doordat waterverliezen naar de omgeving worden beperkt. De explosie van waterpeilverschillen en peilvakken in het gebied als geheel (natuur, landbouw en dorpen) wordt omgebogen naar een situatie met peilen die gefixeerd zijn of verhoogd worden. De sterkst dalende gebieden in het landschap worden omgezet in moeras, waardoor de veenbodem weer kan groeien, broeikasgassen worden vastgelegd en water wordt gebufferd. Natuurlijke ‘moerasbewoners’ profiteren volop van de nieuwe leefgebieden en de goede waterkwaliteit, de zwarte stern en de otter.

De verbindingen tussen de laagveenmoerassen komen eindelijk tot stand. Dit sluit aan op eenzelfde ontwikkeling die in Flevoland, Noord-Holland en Zuid-Holland in gang is gezet. De provincie Utrecht besteedt extra zorg aan ecologische verbindingen in gebieden met veel barrières zoals de snelweg A2, het Amsterdam-Rijnkanaal en de Vecht.

Veel winst kan worden geboekt in delen van het natuurnetwerk waar intensieve waterrecreatie plaatsvindt, maar waar nog geen (natuur)beheerder actief is. Door de handen ineen te slaan kunnen de natuurkwaliteiten van deze gebieden eenvoudig worden verhoogd. Ook de recreant profiteert: kijken naar een otter is leuker dan naar een bruine rat. En dat geldt ook voor een sloeptocht die een uitkijktoren aandoet met uitzicht over het aanliggende veenweidereservaat.

ONTWIKKELKANSEN

Breid het areaal laagveenmoerassen uit door gebieden samen te voegen en nieuwe laagveenmoerassen te ontwikkelen.
> Samenvoeging van verbrokkelde peilvakken maakt de laagveenmoerassen robuuster.
> Alle verlandingsstadia van het laagveen zijn aanwezig waardoor de biodiversiteit toeneemt.

Verminder vermesting en verzuring van laagveenmoerassen.
> Aangetaste laagveenmoerassen worden 'teruggezet' naar jongere verlandingsstadia.
> Lokaal ontwikkelt zich weer jong hoogveen.

Benut schoon kwelwater en neerslagwater.
> Een hoger en variabel waterpeil zorgt ervoor dat moerassen schoon grondwater en neerslagwater beter vasthouden.
> Peilschommelingen bieden kansen voor vogels als rallen, reigers en rietzangvogels.

Win grondwater benedenstrooms van de wetlands.
> Kwelvoeding van de moerassen wordt niet langer gebruikt voor grondwaterwinning en beregening.
>Het water kan zo eerst zijn werk doen in de natuurgebieden.

Stop de bodemdaling en peilverlaging rond de laagveenmoerassen.
> Laaggelegen gebieden rond de moerassen (veenweiden) worden als overgangsgebied beheerd.
> De waterpeilen zijn blijvend hoog zodat er geen water meer wordt onttrokken aan de laagveenmoerassen.

Zorg voor natuurlijke overgangen naar de flanken van de heuvelrug.
> Stimuleer migratie van dieren door verbindingszones aan te leggen tussen droge en natte leefgebieden.

Wijs recreatiezones aan in het laagveenmoeras.
> Zorg voor een scheiding tussen recreatieve functies en natuur.

Ontwikkel (nieuwe) moerasbossen.
> Moerasbossen zijn relatief gemakkelijk te ontwikkelen en kunnen zo een bijdrage leveren aan de Utrechtse bossenstrategie.

Maak de waterlinie beter ‘leesbaar’ in het landschap.
> De waterlinie is in essentie een moeraslinie. Door gericht natuurherstel in de Oostelijke Vechtplassen kan dit weer beter zichtbaar worden in het landschap.