De bijenruiter biedt bestuivers het hele jaar door nestgelegenheid
Nestgelegenheid voor wilde bijen en solitaire wespen kan in natuurgebieden een uitdaging zijn. Het onderkomen voor de insecten als riet, braam en andere merghoudende planten worden in het najaar weggemaaid. Deze planten zijn juist belangrijk voor insecten die in de winter in deze stengels overleven. Binnen het project Hollandse Bijenlinie worden op terreinen van Staatsbosbeheer bijenruiters geplaatst om te kijken of dit een tussenoplossing kan bieden.
Waarom vernietigt maaien de nestgelegenheid?
Elke zweefvlieg, bij of wesp heeft zijn eigen levenswijze. Gegeneraliseerd gesproken komt een bestuiver uit zijn overwinteringsplek gekropen in het voorjaar of zomer. Zij paart dan met de aanwezige mannetjes die ook hebben overwinterd, en de dames maken solitair, dus zonder hulp, nestcelletjes waarin ze hun nageslacht als eitje in leggen. Zo’n nestcel bestaat bij bijen uit stuifmeel en één eitje, dat vervolgens dicht gemetseld of geplakt wordt, om vervolgens aan de volgende nestcel te beginnen. De ranonkelbij doet dit bijvoorbeeld in meerjarig dood riet. Bepaalde solitaire wespen, zoals dikkopwespen, maakt juist weer een nestje in bramen.
De eitjes ontwikkelen zich en eten van het aanwezige voedsel. Daarna komen ze in een ruststand en zitten de winter uit. Wachtend op het volgende jaar in die ene riet- of braamstengel. Maai je dus deze vegetatie af, dan vernietig je het nageslacht. Het overlaten staan van de vegetatie is dus essentieel om elk jaar weer insecten in je gebied te hebben. Er is veel aandacht voor bloemen als voedsel, maar huisvesting in de winter wordt daarbij vaak vergeten.